KAREL APPEL
Karel Appel, (Amsterdam, 25 april 1921 – Zürich, 3 mei 2006), was een Nederlands schilder en beeldhouwer in de moderne kunst uit de tweede helft van de twintigste eeuw, die tot de expressionisten kan worden gerekend. Hij brak door met zijn lidmaatschap van de Cobra-groep.
In de periode aan de academie ontmoette Appel Corneille. Iets later maakte hij kennis met Constant. Er ontstond een intense vriendschap tussen hen die vele jaren zou standhouden. Met Constant maakte Appel na de oorlog reizen naar Luik en Parijs. De twee exposeerden samen.
Er waren toen weinigen die iets in Appel zagen. Uitzonderingen waren de kunstcriticus H. Klinkenberg, die een positief artikel over Appel schreef, en de rijke Luikse verzamelaar Ernest van Zuylen, die jaarlijks kunst van Appel aankocht.
In 1946 had Appel zijn eerste solo-expositie in Het Beerenhuis in Groningen. Wat later nam hij deel aan de expositie Jonge Schilders in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij liet zich in deze periode vooral beïnvloeden door de kunst van Picasso, Matisse en Jean Dubuffet. Vooral de laatste maakte rauwe werken met andere materialen dan alleen verf.
Appel begon in 1947 met beeldhouwen, nadat hij beeldhouwer Carel Kneulman daarover had geraadpleegd. Tijdgenoten van Appel noemden diens producten echter geen beeldhouwwerken. Appel verzamelde allerlei afval, sloopte zelfs de houten luiken van zijn ramen en de haak van de hijsbalk van zijn zolderkamer. Van dat hout, een bezemsteel en een stofzuigerslang maakte hij het werk Drift op Zolder. Met rode en zwarte verf bracht hij de vorm van een hoofd en ogen aan. In deze periode leefde Appel samen met Tony Sluyter.
Op 16 juli 1948 richtten de kunstenaars Karel Appel, Corneille en Constant samen met Anton Rooskens, Theo Wolvecamp, die zich Theo Wolvé noemt, en Jan Nieuwenhuys, de broer van Constant, de Experimentele Groep in Holland op.
De Belgische schrijver Hugo Claus sloot later aan.
De eerste publicatie van de groep bevatte een sterk links georiënteerd manifest van Constant. Appel voelde zich hier niet bij horen, het ging hem om de kunst alleen; ‘l'art pour l'art’.
In november 1948 bezochten enkele leden van de Experimentele Groep een internationale conferentie over avant-garde kunst in Parijs, die was georganiseerd door Franse en Belgische surrealistische collega's. Constant las er een vertaling van zijn manifest voor, dat echter niet aansloeg bij het publiek.
Onder anderen de Belg Christian Dotremont vond de benadering van de Fransen te sektarisch. Enkele Deense, Nederlandse en Belgische kunstenaars trokken zich daarop terug uit het congres en richtten de groep Cobra op. Cobra is een afkorting van Copenhagen, Brussel, Amsterdam. Intussen werd het werk van de Experimentele Groep in Nederland slecht ontvangen.
De directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, had echter "geen ruimte" om kunst van de Experimentele Groep te exposeren. In Denemarken werd het werk van Cobra door de pers welwillend ontvangen. Toen Appel naar Kopenhagen reisde, genoot hij daar van de gemoedelijke sfeer.
Tot verbazing van de leden kreeg Cobra in 1949 toch een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De tentoonstelling werd een schandaal. Teleurgesteld daarover vestigde Appel zich in 1950 in Parijs.
Na het uiteenvallen van Cobra begon Karel Appel met steeds dikkere verf, impasto te schilderen. Zijn werk werd steeds wilder en ogenschijnlijk minder beheerst.
Zijn werk hoort bij de Moderne kunst en de schilderstijl is abstract expressionisme.
Onderwerpen waren vriendelijke onschuldige kindwezens en fantasiedieren. Hij liet zich daarbij beïnvloeden door de manier waarop mensen met een verstandelijke beperking tekenen en schilderen, iets wat in die tijd revolutionair kan worden genoemd. Het werk van Appel gaf aanleiding tot opmerkingen zoals "dat kan ik ook". De stijl van kindertekeningen vulde Appel aan met de stijl van Afrikaanse maskers.
Later liet Appel de samenhang van vorm en kleur los.
In de periode aan de academie ontmoette Appel Corneille. Iets later maakte hij kennis met Constant. Er ontstond een intense vriendschap tussen hen die vele jaren zou standhouden. Met Constant maakte Appel na de oorlog reizen naar Luik en Parijs. De twee exposeerden samen.
Er waren toen weinigen die iets in Appel zagen. Uitzonderingen waren de kunstcriticus H. Klinkenberg, die een positief artikel over Appel schreef, en de rijke Luikse verzamelaar Ernest van Zuylen, die jaarlijks kunst van Appel aankocht.
In 1946 had Appel zijn eerste solo-expositie in Het Beerenhuis in Groningen. Wat later nam hij deel aan de expositie Jonge Schilders in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij liet zich in deze periode vooral beïnvloeden door de kunst van Picasso, Matisse en Jean Dubuffet. Vooral de laatste maakte rauwe werken met andere materialen dan alleen verf.
Appel begon in 1947 met beeldhouwen, nadat hij beeldhouwer Carel Kneulman daarover had geraadpleegd. Tijdgenoten van Appel noemden diens producten echter geen beeldhouwwerken. Appel verzamelde allerlei afval, sloopte zelfs de houten luiken van zijn ramen en de haak van de hijsbalk van zijn zolderkamer. Van dat hout, een bezemsteel en een stofzuigerslang maakte hij het werk Drift op Zolder. Met rode en zwarte verf bracht hij de vorm van een hoofd en ogen aan. In deze periode leefde Appel samen met Tony Sluyter.
Op 16 juli 1948 richtten de kunstenaars Karel Appel, Corneille en Constant samen met Anton Rooskens, Theo Wolvecamp, die zich Theo Wolvé noemt, en Jan Nieuwenhuys, de broer van Constant, de Experimentele Groep in Holland op.
De Belgische schrijver Hugo Claus sloot later aan.
De eerste publicatie van de groep bevatte een sterk links georiënteerd manifest van Constant. Appel voelde zich hier niet bij horen, het ging hem om de kunst alleen; ‘l'art pour l'art’.
In november 1948 bezochten enkele leden van de Experimentele Groep een internationale conferentie over avant-garde kunst in Parijs, die was georganiseerd door Franse en Belgische surrealistische collega's. Constant las er een vertaling van zijn manifest voor, dat echter niet aansloeg bij het publiek.
Onder anderen de Belg Christian Dotremont vond de benadering van de Fransen te sektarisch. Enkele Deense, Nederlandse en Belgische kunstenaars trokken zich daarop terug uit het congres en richtten de groep Cobra op. Cobra is een afkorting van Copenhagen, Brussel, Amsterdam. Intussen werd het werk van de Experimentele Groep in Nederland slecht ontvangen.
De directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, had echter "geen ruimte" om kunst van de Experimentele Groep te exposeren. In Denemarken werd het werk van Cobra door de pers welwillend ontvangen. Toen Appel naar Kopenhagen reisde, genoot hij daar van de gemoedelijke sfeer.
Tot verbazing van de leden kreeg Cobra in 1949 toch een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De tentoonstelling werd een schandaal. Teleurgesteld daarover vestigde Appel zich in 1950 in Parijs.
Na het uiteenvallen van Cobra begon Karel Appel met steeds dikkere verf, impasto te schilderen. Zijn werk werd steeds wilder en ogenschijnlijk minder beheerst.
Zijn werk hoort bij de Moderne kunst en de schilderstijl is abstract expressionisme.
Onderwerpen waren vriendelijke onschuldige kindwezens en fantasiedieren. Hij liet zich daarbij beïnvloeden door de manier waarop mensen met een verstandelijke beperking tekenen en schilderen, iets wat in die tijd revolutionair kan worden genoemd. Het werk van Appel gaf aanleiding tot opmerkingen zoals "dat kan ik ook". De stijl van kindertekeningen vulde Appel aan met de stijl van Afrikaanse maskers.
Later liet Appel de samenhang van vorm en kleur los.